Satire is een ongrijpbaar fenomeen. Satirische teksten en cartoons onttrekken zich gedurig aan eenduidige interpretaties en weten ernst en vrolijkheid op een vernuftige manier door elkaar te mengen. Onder het mom van satire brengt de werking van dit ongrijpbare verschijnsel nader in kaart, specifiek binnen de context van de roerige laatste decennia van de achttiende eeuw: de Patriottentijd (1780-1787) en de Bataafse Tijd (1795-1806). Centraal staan twee casussen uit het domein van de periodieke opiniepers: een reeks ‘toverlantaarns’ en ‘rarekieks’ uit de jaren 1782-1783 en de almanak-pastiche De Lantaarn (1792-1801) van Pieter van Woensel. Via een brede culturele analyse van deze bronnen komen diverse aspecten van het satirische spel aan bod, waaronder de rol van de satiricus, de impact van satire op het publieke debat en de functie van de satirische techniek van de parodie.