De eerste druk van Inleiding tot de gedragstherapie verscheen in 1971. In ruim drie decennia heeft dit boek zich ontwikkeld tot h standaardwerk op het gebied van de achtergronden en praktijk van de gedragstherapie.
Deze zesde druk is zeer grondig herzien en kan beschouwd worden als back to basics. Het gedragstherapeutische proces bijvoorbeeld - met de wetenschappelijke onderbouwing daarvan - wordt hier niet behandeld als sluitstuk van het boek, maar als uitgangspunt. Daarnaast heeft de holistische theorie in combinatie met de functieanalyse een prominentere plaats gekregen dan voorheen. Gedegen gedragstherapie vergt vaak grondig speurwerk naar de factoren die het probleemgedrag in stand houden. Werd in de vorige druk nog uitgebreid stilgestaan bij de - schijnbare - tegenstelling behaviorisme-cognitivisme, nu komt die nog maar zijdelings aan de orde. Ongewijzigd is het uitgangspunt dat gedragstherapie primair een methode en een bepaalde manier van denken is, en dat deze therapievorm niet in onveranderlijke theorie verankerd moet zijn.