De dichter Hendrik de Vries en de schrijver Constant van Wessem hebben tussen 1919 en 1952 intensief gecorrespondeerd. Er zijn 163 brieven bewaard gebleven, merendeels uit de oorlogsjaren. Ze gaan over De Vries’ poëzie en zijn medewerking aan het tijdschrift Het Getij, waarvan Van Wessem de voornaamste redacteur was. Een belangrijk onderwerp in de correspondentie is de groei van de bundel Tovertuin (1946), hoogtepunt in het oeuvre van De Vries en een van de mooiste Nederlandse poëziebundels uit de twintigste eeuw. De Vries vond in Van Wessem de gewenste raadgever. Andere onderwerpen waar vaak over wordt geschreven, zijn J. Slauerhoff (†1936), met wie beide schrijvers bevriend waren, en de levensomstandigheden tijdens de oorlog. De inleiding bij deze uitgave kenschetst de literaire vriendschap tussen beide mannen. Een aantal ongepubliceerd gebleven gedichten van De Vries, als bijlagen toegevoegd, vergroot de literair-historische waarde van het boek.
In de aanbiedingsfolder aangekondigd onder de titel: ‘Het eene vers steekt het andere in brand’. Briefwisseling Hendrik de Vries & Constant van Wessem, 1919-1952.