登入
選單
返回
Google圖書搜尋
Verbetering signalering ritnaalden
Hilfred Huiting
Albert Ester
其他書名
proeven onder gecontroleerde omstandigheden ter verbetering van de effectiviteit van signalering van ritnaalden met aardappelknollen, 2008
出版
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Sector AGV
, 2009
URL
http://books.google.com.hk/books?id=f3_-zgEACAAJ&hl=&source=gbs_api
註釋
Ritnaalden veroorzaken in de aardappelteelt kwalitatieve schade. Het 1 à 2 weken voor het poten ingraven van halve aardappelknollen om te bepalen of een bestrijding zinvol is, is in de praktijk onvoldoende betrouwbaar gebleken. Wordt bij de signalering immers geen schade gevonden, dan volgt vaak toch een behandeling als ware het een verzekeringspremie. Een goed signaleringssysteem maakt daarom een besparing mogelijk op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Doel van het onderzoek is het vinden van een signaleringsmethode en een bestrijdingsdrempel die onafhankelijk van de omstandigheden in het voorjaar voldoende betrouwbaar werkt. Als vervolg op een eerdere proef in klimaatcellen met verschillende temperatuur* en bodemvochtniveaus werd een tweede proef met vijf temperaturen en vier bodemvochtgehaltes uitgevoerd. Ritnaalden werden onderin een 60 cm hoge kolom grond geplaatst. Bovenin werden, op 15 cm diepte, halve knol aangebracht. Na één, twee en drie weken werd telkens een deel van de proef beoordeeld. Hoewel na één week al aantasting door ritnaalden in de ingegraven knollen werd gevonden, was het aantastingniveau met minder dan één ritnaaldgaatje per halve knol op dat moment nog laag. Na twee weken was het aantastingniveau bijna verachtvoudigd in vergelijking met een week eerder. Na drie weken was het aantal gaatjes nog maar weinig verder gestegen. Twee weken wachttijd in de signaleringsperiode is blijkt daarmee voldoende lang. Oplopende temperaturen zorgen voor toenemende activiteit van ritnaalden wat blijkt uit het toenemend aantal gaatjes per halve knol bij het oplopen van de temperatuur. De hoogste aantallen ritnaalden bovenin de cilinders (50% of meer in de laag 0–30 cm) werd echter gevonden bij 10 en 15°C in plaats van bij 25°C. Bij het signaleren met aardappelknollen, waarbij zowel naar aanwezigheid van als vraat door ritnaalden wordt gekeken, zijn temperaturen vanaf 10°C voldoende. In een volgende proef werd onderzocht wat de invloed is van knolgrootte en van snij*intensiteit; de mate waarin aardappelknollen in kleinere delen worden verdeeld. Hierbij werden twee knolgroottes en drie snij* intensiteiten bekeken. Waarnemingen werden gedaan na drie dagen en na één en twee weken. Er werd in lokwerking op ritnaalden geen verschil gevonden tussen knollen van 45 mm en 60 mm. Hoewel niet significant verschillend resulteerden twee halve aardappelknollen en vier kwarten echter in meer gaatjes per plot dan één hele knol. Er lijkt daarmee een meerwaarde voor het doorsnijden van knollen in de lokwerking op ritnaalden.