Proeve eener verhandeling over het wezen, den aard en de eigenschap der zoogenaamde antipathie, met oppering der vraag: of dezelve als eene aangeborene eigenschap kan worden beschouwd, dan wel of zij uit opvoeding, gewoonte of andere maatschappelijke bestrekkingen ontstaat, zoodanig dat er gegronde hope zij, om dezelve, onder aanvoering van gepaste middelen, te kunnen bestrijden