登入選單
返回Google圖書搜尋
Inventarisatie knelpunten voor schieraalmigratie in Nederland
註釋De Europese aal (Anguilla anguilla) trekt als juveniel (glasaal) van de zee het zoete water op en trekt als volwassen schieraal weer terug naar zee. Bij deze migratie wordt zowel de intrek als de uittrek belemmerd door kunstwerken, zoals gemalen, waterkrachtcentrales, stuwen en sluizen. In 2013 is er een overzicht van de belangrijkste migratieknelpunten voor schieraal in Nederland opgesteld (Winter et al 2013a). Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft Wageningen Marine Research gevraagd om deze lijst te updaten met de nieuwste informatie. Als basis voor deze rapportage is gebruik gemaakt van zogenaamde Nederlandse ‘aalmodel’ (Bierman et al, 2012; van der Hammen et al, 2021). Dit model wordt gebruikt om elke drie jaar de totale schieraal biomassa in Nederland te berekenen en daarmee te voldoen aan de verplichting van de EU doormiddel van de zogenaamde ‘3- jaarlijkse EU-evaluatie’ (van der Hammen et al. 2021). In het aalmodel wordt een schatting gemaakt hoeveel schieraal er vanuit elk gebied start met de migratie naar zee. Daarnaast wordt de beschikbare kennis uit Winter et al (2013a) gebruikt, die op basis van watersysteemkennis en informatie van waterbeheerders een lijst met potentiële knelpunten door kunstwerken hadden opgesteld die een relatief groot achterland voor aal ontsluiten. Per potentieel knelpunt is een inschatting gemaakt van de hoeveelheid schieraal die bij het kunstwerk zou kunnen aankomen, gebruikmakend van de resultaten uit het aalmodel. Vervolgens zijn de inschattingen van de sterftekans tijdens passage van gemalen en waterkrachtcentrales, de uittrek mogelijkheden via alternatieve routes in het complex en de mate van barrièrewerking bij een kunstwerk uit Winter et al (2013a) geëvalueerd. Hiervoor zijn de waterschappen voor elke 3-jaarlijkse EU-evaluatie benaderd met het verzoek om aanpassingen en onderzoek bij de knelpunten door te geven. Ook zijn de gemiddelde schattingen voor de gemalen aangepast op basis van beschikbare literatuur. Door de hoeveelheid schieraal per potentieel knelpunt te combineren met de sterftekans wordt in dit rapport de potentiële sterfte aan schieraal per kunstwerk ingeschat. De schattingen in dit rapport zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van de onderliggende gegevens in het aalmodel en de kennis die er is van het gedrag van schieraal bij complexen met kunstwerken. Net als in 2013 zijn er nog steeds veel ontbrekende gegevens. Wanneer er geen gegeven beschikbaar zijn voor een kunstwerk wordt er uitgegaan van gemiddelde waarden voor andere vergelijkbare type kunstwerken. Met name over het gedrag van schieraal bij kunstwerken die uit een complex van kunstwerken bestaan (bijvoorbeeld een waterkrachtcentrale met stuw, vistrap en scheepsluizen, of een gemaal met scheepsluis) is vaak weinig bekend. Op basis van de geschatte verliesposten schieraal is de lijst van belangrijkste knelpunten in Nederland uit 2013 geüpdatet. Het sluizencomplex in IJmuiden is als grootste knelpunt aangemerkt. Dit complex heeft een geschatte sterfte van 12.5% en een potentieel aan doortrekkende schieraal van bijna 77 ton, waardoor het verlies aan schieraal geschat is op 9.6 ton. Daarnaast zijn een groot aantal gemalen aangemerkt als knelpunt, maar de verliezen van schieraal bij deze en andere knelpunten zijn aanmerkelijk lager in vergelijking met IJmuiden. In de rapportage van Winter et al (2013) stonden de grote Waterkrachtcentrales (WKC’s) in de Maas nog op plaats één en twee. Echter, vanwege de vele maatregelen waaronder turbinebeheer, nachtelijke stillegging en het overzetten van schieralen over het complex (Paling over de Dijk, PODD) is het sterftepercentage bij deze WKC’s omlaag gegaan. Daarnaast tonen additionele onderzoeken in deze rivieren aan dat de hoeveelheid aal die aankomt bij de WKC’s lager is dan geschat door het aalmodel. Hierdoor staan deze nu minder hoog in de lijst. Er zijn ook enkele scheepvaartsluizen-complexen opgenomen in de lijst. De grote spuisluis-complexen zoals Den Oever, Kornwerderzand en Haringvliet veroorzaken voor schieraal waarschijnlijk wel vertraging, maar zijn niet als knelpunt met extra schieraalsterfte aangemerkt.