De Patriotten en Prinsgezinden in Leiden hadden aan het eind van de achttiende eeuw een belangrijk aandeel in de politieke onrust die was ontstaan na de verloren Vierde Engelse Oorlog. Deze politieke stromingen verschilden diepgaand van mening over maatschappelijke kwesties. Ook onder de aanhangers van deze stromingen was er vaak sprake van onenigheid. De strijd werd vooral met woorden uitgevochten, al kwamen er uiteindelijk ook wapens aan te pas. Gebruikmakend van de theorie van de collectieve actie van de Amerikaanse socioloog Tilly onderzocht Erik de Jong welke groeperingen en organisaties bij deze conflicten waren betrokken, welke doeleinden zij nastreefden en wat de redenen waren waarom zij in actie kwamen. Die acties bestonden voornamelijk uit het indienen van verzoekschriften bij de autoriteiten en het organiseren van demonstraties. Eén van de gevolgen was dat op den duur meer groepen uit de stedelijke samenleving betrokken raakten bij de politieke besluitvorming.