登入選單
返回Google圖書搜尋
DE SAMENHANG TUSSEN VERBLIJFSREGELINGEN NA ECHTSCHEIDING EN DE CONTACTEN TUSSEN KLEUTERSCHOLEN EN OUDERS
註釋Deze masterscriptie onderzoekt de samenhang tussen verblijfsregelingen na echtscheiding en de communicatie tussen ouders en kleuteronderwijzend personeel. De verblijfsregelingen na echtscheiding worden beperkt tot een vergelijking tussen een klassieke verblijfsregeling, waarbij het kind een hoofdverblijfplaats heeft bij één ouder, en een co-ouderschapregeling, waar het kind zowel bij moeder als bij vader verblijft. Het welzijn van het kind vormt de rode draad doorheen de masterscriptie. Om het multidimensionele begrip te omvatten wordt gebruikt gemaakt van richtlijnen van Pollard en Lee (2002) en wordt toegespitst op het sociale en cognitieve welzijn van het kind. In het theoretisch kader blijkt voornamelijk de theorie van overlappende levenssferen van Epstein (2005) relevant, alsook het idee dat ouders en kleuteronderwijzend personeel educatieve partners zijn (Epstein, 2005; Smit et al., 2006). Op basis van eerder wetenschappelijk onderzoek over communicatie tussen kleuteronderwijs en ouders enerzijds en over verblijfsregelingen na echtscheiding anderzijds, wordt de samenhang kwalitatief onderzocht aan de hand van achttien diepte-interviews. Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de samenhang tussen verblijfsregelingen na echtscheiding en de communicatie met het kleuteronderwijzend personeel worden zowel gescheiden ouders als kleuteronderwijzend personeel apart bevraagd. De diepte-interviews worden gestructureerd aan de hand van een vragenlijst waar voornamelijk gepeild wordt naar de frequentie, de aard en de reden voor het contact. De resultaten bieden de mogelijkheid te vergelijken tussen niet-gescheiden en gescheiden ouders, maar ook naar verblijfsregeling en gender. Opvallend daarbij is dat de thuissituatie wel degelijk ingrijpt in de klassituatie (Epstein, 2005). De nadruk bij ouders en kleuteronderwijzend personeel ligt voornamelijk op het gevoel van wederzijdse steun, het vormen van educatieve partners (Epstein, 2005; Smit et al., 2006). Een belangrijke bevinding is dat gedragsproblemen en een lager sociaal en cognitief welzijn van het kind na echtscheiding voornamelijk samenhangen met een minder goede communicatie tussen de gescheiden ouders. De frequentie, de aard en de reden van contact tussen ouders en kleuteronderwijzend personeel hangt samen met een verandering in het welzijn van het kind. Bij een klassieke verblijfsregeling bepaalt de frequentie de contactpersoon met het kleuteronderwijzend personeel. Dit is de residentiële ouder, in de meeste gevallen de moeder (Bastaits et al., 2011). Bij co-ouderschap hebben beide ouders regelmatig contact met het kleuteronderwijzend personeel en is er in mindere mate een verschil naar geslacht op te merken.